Toen Willem met de ss Johan de Witt (van de Stoomvaartmaatschappij Nederland) terugkeerde naar Nederland was het schip nog geen jaar oud. Het maakte zijn eerste proefvaart op 27 juli 1920. Er was plaats voor ongeveer 350 passagiers. Het schip is in 1946 verkocht aan een maatschappij in Panama en in 1958 gesloopt. De schepen van de SMN vertrokken vanuit Amsterdam en deden Genua in Italië aan. De treinreis van Genua naar Amsterdam (vice versa) scheelde een week reistijd. Zo werd ook de Golf van Biskaje vermeden, die vaak de oorzaak was van zeeziekte.
Eetzaal, tweede klasse, 1920
KNIL
Een fragment van het lied van het klagende meisje over haar minnaar :
Komt vrienden ! Hoort mijn klachten aan. Mijn lief is naar Atjeh gegaan.
Hupla, hupla, huplala
Helaas ! Nu is hij naar de Oost.
Nu zit ik zoo treurend, aan niemand geen troost;
O wee, o wee, mijn lief is naar de Oost. Weg is nu mijn vreugde, ja weg is nu mijn troost.
Mijn boezem klopt zoo angstig, ja,
hij had gezegd "gij wordt mijn ga !" Hupla, hupla, huplala
Maar ach, maar ach, nu is hij van mij heen.
Ik zit nu zoo treurend en in droef geween;
O wee, o wee, mijn lief is naar de Oost. Weg is nu mijn vreugde, ja weg is nu mijn troost.
Ja, hopend treur ik dag en nacht, daar ik hem zo graag thuis verwacht. Hupla. hupla, huplala
Jerim, jerim, was nu die tijd maar daar. Dan waren wij beiden zoo kant en zoo klaar. Helaas ! Helaas ! Kwam hij nu spoedig weer, wij minden steeds elkaar zo lief en ook zo teer.
Prachtige sfeerbeelden van Batavia uit het begin van de 20e eeuw met mooie muziek !
Willem kon blijkbaar aardig schieten : schietprijs geweer eerste maal behaald in 1911; schietprijs karabijn tweede maal behaald in 1915.
Bij het KNIL werden jaarlijks schietwedstrijden gehouden. Uit de nalatenschap van Willem Willemse twee schietprijzen voor Schutters op Geweer of Karabijn. Twee gekruiste karabijnen waarop verguld de zilveren letter W van Koning Willem III. Ze liggen op een gekroonde lauwerkrans met daarachter rood vilt. Eronder een schildje met een cijfer dat aangeeft het aantal keren dat is gewonnen. Aan de achterzijde zit een zilveren haakje waarmee het insigne op lussen kon worden vastgezet. Op het uniform werd het onder de onderscheidingen gedragen. Zilver 40x70 mm. (met dank aan Martin en Stephanie voor de foto's)
Tegelfabriek Westraven,
Jutphaseweg (!) 168, Utrecht,
ongeveer 1950,
eigen foto 2018
Werd Willem Willemse getriggerd door deze wervende affiches ?
Er werd immers, na minimaal 12 jaar dienst, een leuk pensioen in het vooruitzicht gesteld. Na Nederlandse overwinningen in de jaren 1890-1900 op Lombok en Bali steeg het aantal aanmeldingen tot recordhoogten : 3200 vrijwilligers meldden zich aan.
Was het onenigheid in de familie ?
Er wordt gefluisterd dat er ruzie was over een scheepswerfje in de Vaartsche Rijn dat hij samen met zijn broer Peter moest gaan runnen.......................vader Peter was onder andere ook praamschipper (staat vermeld op de huwelijksakte van1905) en de Jutphaseweg ligt aan de Vaartsche Rijn......…......het zou kunnen, maar hoe dit precies zit zal altijd wel duister blijven............
Waren er meer familieomstandigheden die een rol speelden ? Zijn moeder, Geertrui van der Haar, overleed in 1902 toen hij net 15 jaar oud was. Zijn vader hertrouwde in 1905 met de ruim 20 jaar jongere Anna Maria van den Berg (1870-1924). Zij is de oudere zus van twee schoonzoons van vader Peter. Dus ook de zus van twee zwagers van Willem !
Anna is de zus van Marinus van den Berg (getrouwd met Geertruida Willemse in 1899) èn de zus van Cornelis van den Berg ( in 1904 getrouwd met Johanna Willemse).
Drie leden van de familie van den Berg in het gezin Willemse ...…….
Een stiefmoeder in de leeftijd van je broers en zussen…….
Een vader waar je niet goed mee overweg kan........
Een gecompliceerde gezinssituatie, waarvan wordt gezegd dat de jonge Willem daar grote moeite mee had.
Het blijft gissen. In ieder geval staat hij per 22 januari 1906 ingeschreven op het adres Croesestraat 18 (een zijstraat van de Jutphaseweg) in Utrecht. En meldt Willem Willemse zich op 14 mei 1906 als 18 jarige vrijwillig bij het Koloniaal Werfdepot om te dienen bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Hij verbond zich voor zes jaren aan de koloniale troepen zowel in als buiten Europa ingaande 18 mei 1906. Hij kreeg 200 gulden handgeld. Willem werd ingeschreven voor de lichting 1907 voor de gemeente Utrecht.
In het militaire stamboek staat bij de opmerkingen vermeld : P. Willemse, Jutphaascheweg 64 (!) in Utrecht. Het stamboeknummer van Wilhelmus Willemse was 61224. Detail : hij was bij aanmelding 1.81 meter lang en had verder geen merkbare tekenen. Op 16 juni vertrok Willem vanuit Amsterdam met de ss Prins Hendrik naar Batavia. Daar ging hij op 23 juli 1906 van boord. Hij werd geplaatst bij het 1e depot batiljon. Vijftien jaar later, in 1921, keerde hij op 20 juli met de ss Johan de Witt terug in Amsterdam. Hij had recht op een pensioen van 870 gulden per jaar.
Een leuk bedrag ! Heel veel jaren later was de jaarlijkse pensioenuitkering hèt winkelmoment voor oma en haar dochters Annie en Truus : het kopen van nieuwe jurken!
Willem was 15 jaar in Indië......………....
Volgens het Extract uit het Algemeen Stamboek van Onderofficieren en Manschappen van mindere rangen van het Nederlandsch Oost-Indisch Leger werd Willem op 21 maart 1907 ingelijfd bij de militie.
Een jaar later, op 15 april 1908, is hij overgegaan naar het 14e batiljon. Op 22 januari 1909 is hij overgegaan naar het 18e batiljon en op 29 december 1910 is hij overgegaan bij de kaderschool in Magelang. Op 1 mei 1911 werd hij korporaal. Op 30 augustus 1911 is hij overgegaan naar het 7e batiljon infanterie. Op 10 november 1911 werd hij sergeant.
Op 18 mei 1912 tekende Willem voor zes jaren bij. Hij ontving een premie van fl 300,-, waarvan fl 225,- werd ingelegd bij de spaarbank Nederlands-Indië.
Op 20 juni 1912 is hij overgegaan naar het 2e garnizoensbatiljon van Atjeh en Onderhorigheden en op 22 februari 1914 naar het 1e.
Op 18 mei 1912 tekende Willem nog eens voor 3 jaren bij. Hij ontving nu een premie van fl 225,-
waarvan fl 112,50 werd ingelegd in de postspaarbank Nederlandsch-Indië.
Op 18 april 1921 kreeg Willem toestemming om zonder dienstverband door te dienen. En 11 dagen later om ter pensionering 'derwaarts' te worden gezonden. Op 20 juli keerde hij, met een bewijs van goed gedrag op zak, terug in de haven van Amsterdam.
In hetzelfde Extract wordt vermeld dat Willem in 1908, 1909, 1912, 1913, 1914, 1915, 1916 en 1917 heeft deelgenomen aan krijgsverrichtingen in Atjeh en Onderhorigheden.
Hij won twee schietprijzen : één voor schieten met geweer in 1911, de ander voor schieten met karabijn in 1915.
Hij ontving een ereteken voor belangrijke krijgsbedrijven in de periode 1906-1910 in Atjeh.
Op 29 maart 1912 werd hem een bronzen medaille toegekend met fl 12,- gratificatie.
Op 13 augustus 1918 werd hem een zilveren medaille toegekend.
Volgens Koninklijk Besluit werd hem op 10 augustus 1921 een gratificatie van fl 100.- toegekend. Nadat Willem op 20 juli 1921 van boord ging in Amsterdam heeft hij op eigen verzoek enkele weken doorgebracht in de kazerne van de Koloniale Reserve. Dit in afwachting van zijn pensioen. Door de Minister van Koloniën werd hem een pensioen toegekend van
fl 870,- per jaar.
Bij reorganisatie werd hij in juni 1921 benoemd tot sergeant eerste klasse.
In 1816 werd Indië officieel een Nederlandse kolonie. De naam veranderde toen in Nederlandsch-Indië. De VOC werd opgeheven en haar bezittingen werden overgedragen aan de staat. Het KNIL kwam in de plaats van het VOC-leger. Zeelui die in dienst van de VOC waren geweest, kwamen nu in dienst van de Nederlandse staat. Het kostte veel moeite om voldoende personeel te vinden.
Het leger heeft officieel bestaan van 1814 tot 1950. Het viel onder het Ministerie van Koloniën. Van lieverlee groeide het besef dat het niveau van de soldaten moest worden verbeterd. Gedurende de gehele 19e eeuw stroomden vreemdelingen naar het Koloniaal Werfdepot in Harderwijk, wat ook wel het "Riool van Europa" werd genoemd. Tussen 1855 en 1894 vertrokken 73.000 militairen via Harderwijk naar Indië. Daarvan waren 45.000 Nederlanders. De overigen kwamen uit andere landen van Europa, maar ook uit de Molukken en zelfs Ghana. Zij zouden beter bestand zijn tegen het klimaat !
In Harderwijk kon je intekenen voor een vaste dienstperiode. In het depot werden de soldaten in ongeveer zes weken klaargestoomd voor deze dienst. Eenmaal gereed met hun opleiding vertrokken de militairen meestal in detachementsverband met een officier per trein naar Rotterdam of Amsterdam, of per tjalk naar Den Helder voor inscheping naar Indië. Voor hun vertrek werd in Harderwijk vaak nog als souvenir voor de familie een portretfoto gemaakt met teksten als Tot Weerziens of Naar Indië. Onder begeleiding van militaire muziek en gejoel van de Harderwijkse jeugd vertrokken de militairen op zaterdagochtend per trein naar Rotterdam. Vanuit Harderwijk vertrokken bijna 150.000 soldaten. Veel van hen zouden door ziektes, oorlogshandelingen of inburgering in de Indische maatschappij nooit meer terugkeren.
Bij het tekenen van het contract kreeg een rekruut handgeld, soms oplopend tot 250 à 300 gulden. Dit geld brandde de soldaat in de zak en moest uitgegeven worden ! Iedereen probeerde hiervan een graantje mee te pikken. Het waren gouden tijden voor de middenstand. Bij kleermakers, schoenmakers, winkeliers en logementhouders was het een welkome drukte. Uitdragers kochten voor weinig geld de afgelegde burgerkleding op bij het kledingmagazijn van de kazerne. De kroegen, bordelen en prostituees deden goede zaken. Maar in afwachting van verscheping ontstonden ook geregeld vechtpartijen. Patrouilles doorkruisten de straten om rustverstoorders, vaak hardhandig, in te rekenen. De stad werd door tal van vreemdelingen bezocht. Dit alles was een gruwel in de ogen van de orthodox protestante inwoners. Om de druk op Harderwijk te verlichten, wordt aanmelding via het Korps Koloniale Reserve in Nijmegen vanaf 1890 ook mogelijk. In 1909 wordt het Koloniaal Werfdepot in Harderwijk zelfs opgeheven : het had een te negatieve klank gekregen. In Nijmegen kreeg de militair alleen nog zijn dagelijkse zakcentje, de rest van de gage werd gestort op zijn bankrekening.
Ook vanuit Rotterdam werden de vertrekkende KNIL militairen door veel mensen langs de route van het Maasstation naar de Boompjes (straat langs de Nieuwe Maas op de rechter Maasoever) toegejuicht en toegezongen. Soms waren de liedjes natuurlijk ook droevig.
De Straat van Gibraltar, Port Saïd, het Suezkanaal, Colombo. De tropenzon brandt. Batavia komt in zicht. Een tocht van ruim een maand.
Na de eerste wereldoorlog was het niet gemakkelijk meer om als koloniaal soldaat naar Indië te worden uitgezonden. De keuringseisen waren zeer streng. Al bij de eerste selectie viel zo'n 60 % af. Daarna bleken bij de opleiding in Nijmegen nog veel rekruten ongeschikt en werden dikwijls tot hun spijt (het waren immers de crisisjaren) naar huis gestuurd.
Toen het vechten voorbij was en Indië onder gezag van de Nederlanders was gekomen, verrichtten de militairen voornamelijk politiediensten.
Bronnen :
*https://nl.wikipedia.org/wiki/KoninklijkNederlandsIn dischLeger
* https://www.youtube.com
* https://historiek.net/knil
* https://www.nmm.nl
* https://www.herderewich.nl
* https://www.collectiegelderland.nl
* https://www.dordtenazoeker.nl
* https://historiek.net/thema/militairespectator
* https://www.heerlijkharderwijk.nl
* https://tirol.onderscheidingenforum.nl
* https://nl.wikipdia/vaardigheidsonderscheiding
* https://www.nationaalarchief.nl
* https://www.hendrikvangrietjen.nl
* https://www.stoomvaartmaatschappijnederland.nl
* https://www.geheugenvannederland.nl
* www.hetutrechtsarchief.nl
Croesestraat 1913
Huizen zijn gebouwd in 1904
De Croesestraat is vernoemd naar de steenbakkersfamilie Croese,. Zij woonde op buitenplaats Groenendaal en bezat een pannebakkerij met arbeiderswoningen.
Croesestaat in 1912, getekend door K. Roelants
Smeepoort, Harderwijk
Vanuit Amsterdam vertrokken de schepen naar Indië vanaf het SMN-complex aan de Javakade
Ss Prins Hendrik vaart over het IJ en het Noordzeekanaal naar de Noordzee. De Prins Hendrik is gebouwd in 1890; in 1907 verkocht aan Duitsland en in 1912 vergaan op de Atlantische Oceaan.
Stamboekregister van de soldaten die 16 juni 1906 met de ss Prins Hendrik vertrokken naar Batavia. Met Wilhelmus Willemse aan boord.
Nederland voerde voortdurend "excursies" (lees akties !) uit om haar gezag in Indië te doen gelden :
1901 Op Djambi "neemt de uitbreiding van ons gezag een aanvang"
1903 Op Korintji "wordt met de wapens opgetreden"
1905 Op Borneo "wordt aan een langdurig gevecht een einde gemaakt"
1905 Op Celebes "wordt geheel onder rechtstreeks bestuur gebracht"
1906 Op Bali "wordt onze macht afdoende bevestigd"
1908 Op de Aroe-eilanden "worden de grenzen van onze bestuursbemoeienissen belangrijk uitgebreid"
1910 Op Halma-Heira "worden de toestanden geordend"
1912 Op Riouw "wordt het vorstenbestuur met enig militair vertoon afgeschaft"
Ook uit de nalatenschap van Willem Willemse een gesp met vermelding van de expeditie waaraan hij heeft deelgenomen.
Een ereteken voor belangrijke krijgsbedrijven 1906-1910 Atjeh.
De gesp werd gedragen op het lint (geel/groen/geel) van het Expeditiekruis. Dit werd toegekend aan hen die deel hebben genomen aan belangrijke krijgsverrichtingen.
Linksboven G.K. Dijkstra, luitenant-generaal van 1920-1922
Maak jouw eigen website met JouwWeb