Armenzorg

Spierenburg

De dubbele voorgevel van het St-Barbara en St-Laurentiusgasthuis met de stadskraan ! Later de Winkel van Sinkel, Oudegracht Utrecht, tekening van P.W. Weijer, 1835

Diaconie Oude mannen-en vrouwenhuis. Huis Oudaen, Oudegracht Utrecht, 1875

De poort tussen de huizen Springweg 102 en 104 met de voorstelling van twee weeskinderen. Tussen hen in het wapen van de stichter Evert Zoudenbalch en de spreuk 'Beatus homo qui intelligit super egenum et pauperem'. Ofwel : Gelukzalig de mens die een open oog heeft voor armen en misdeelden.

Bij sloopwerkzaamheden achter het Burgerweeshuis (vroeger het Regulierenklooster) werden knekels opgegraven, 1926

Trap naar de meisjesslaapkamer van het Burgerweeshuis, 1925

In de eerste helft van de 19e eeuw verkeert een groot deel van de bevolking voortdurend op een bestaansminimum : 60 tot 70 % van de bevolking hoort tot de laagste inkomensgroepen. Het gemiddelde dagloon ligt in deze periode tussen de 60 en 100 cent per dag.  Een arbeidersgezin in Utrecht, waarvan de vrouw en enkele kinderen aan het inkomen konden bijdragen, kon per jaar maximaal fl 250,- aan inkomen vergaren. Het minimale budget voor kleding, voeding en wonen was echter ruim fl 300,-. Velen waren voortdurend aangewezen op de bedeling, anderen in de winter of in een periode van prijsstijgingen van voedsel of brandstof.

De voeding is uiterst eenzijdig (roggebrood, aardappelen en spek) en qua calorieën onvoldoende. De hygiënische omstandigheden zijn slecht. Epidemieën slaan toe. Bij cholera epidemieën in 1832, 1848 en 1866 sterven telkens bijna 20.000 mensen (ongeveer 0,3 % van de bevolking).

In Utrecht en Holland  maakte in het begin van de 19e eeuw ongeveer 10 % van de bevolking gebruik van de bedeling. Tot het midden van de 19e eeuw steeg het aantal bedeelden voortdurend. Ongeschoolde dagloners en arbeiders vormden een belangrijk deel van de bedeelden. Dagloners werkten vaak in de landbouw; 's winters hadden zij geen werk en dus geen inkomen. De lonen van arbeiders waren zo laag dat ze er nauwelijks van konden rondkomen.

De zorg voor de armen was in handen van kerkelijke organisaties. Voor hen was de armenzorg een middel in de onderlinge strijd tussen de kerkgenootschappen om behoud van de eigen identiteit en de leden. De kerken verzetten zich heftig tegen bemoeienis van de overheid. Wetten om de armenzorg centraal te organiseren werden snel weer afgeschaft.

Rond 1850 waren er in Nederland ongeveer 5000 instellingen voor armenzorg. De zorg werd gegeven :

~in natura : het uitdelen van voedsel, kleding, brandstof en het geven van medische zorg;

~het uitdelen van geld en het betalen van de huishuur;

~ verzorging  en verpleging in gestichten. Hier werden zieken, gehandicapten, ouderen en wezen opgenomen. Maar voor kinderen was er catechisatie en onderwijs ! De diaconie van Utrecht kende o.a. de spinschool, naaischool en leer-en fabrieksschool.

Dat het om aanzienlijke aantallen gaat blijkt uit de bedelingsregisters van de stad Utrecht. Digitaal zijn bij hulp van de diaconie tussen 1623 en 1910 meer dan 90.000 zoekresultaten te vinden !

Recht op hulp was er niet. Het was een gunst. De kerken stelden eisen aan de armen en wie zich daar niet aan hield werd gekort op de bedeling of ervan uitgesloten. De bedeelden dienden dankbaar te zijn, trouw naar de kerk te gaan, hun kinderen naar catechisatie te sturen en zij mochten zich niet schuldig maken aan drankmisbruik en kermissen bezoeken. De bedeling had een sterk belerend karakter. Voor de armen zat er weinig anders op dan hierin te berusten. Zij hadden vaak niet de kracht en de ontwikkeling om zich in te zetten voor verbetering van hun levensomstandigheden.                                               

Wanneer de situatie echt onhoudbaar was, was er nog het armenhuis. Hier moest hard gewerkt worden om in het eigen onderhoud te voorzien. Wie daar niet in slaagde werd alsnog op straat gezet. Vlijt biedt troost was de gedachte. Het bestuur van de armenhuizen werd plaatselijk geregeld en de omstandigheden verschilden sterk. Van lugubere instellingen met verschrikkelijke incidenten tot plekken waar verzorgers hun best deden om het leed van de armen wat te verzachten........

Een ander opvallend initiatief was de Maatschappij van Weldadigheid van ex-generaal Johannes van den Bosch. Meer hierover op de website genealogiedeklein/vanhaastrecht.jouwweb.nl

Na 1850 ontstond in de grote steden een sociale beweging met stakingen en werden vakbonden opgericht. In 1917 werd het algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd, in 1919 voor vrouwen.

 

Onlangs zijn de bedelingsregisters 1623-1910 van de diaconie in Utrecht opengesteld. Dit levert een schat aan informatie op over de leefomstandigheden van hulpbehoeftige inwoners van de stad Utrecht. 

Een van de families die hulp heeft gekregen van de diaconie is de familie Spierenburg. Meer dan 200 zoekresultaten ! De armoede ging over van generatie op generatie op generatie..........

De moeder van mijn oma is Clasina Spierenburg. Haar ouders Geurt Spierenburg (1838-1926) en Maria Pels (1841-1877) staan geregistreerd in de bedelingsregisters. 

Geurt Spierenburg, in 1860 gehuwd met Maria Pels, is bijna blind. Hij verdient fl 1,50 per week met het doen van boodschappen. Het gezin krijgt buitengewone toelages van  fl 15,- per kwartaal. Na het overlijden van Maria woont Geurt in bij hun zoon. In 1888 wordt hij opgenomen in een blindeninrichting.

Maar ook Clasina's grootouders Cornelis Spierenburg (1806-1869) en Johanna van Beek (*1804-1879) en haar ooms Pieter en Gerrit en tantes Johanna, Maria, Mekje en Huijbarta Spierenburg worden genoemd in de bedelingsregisters. Sommige neven en nichten, onder andere kinderen van Cornelis en Johanna, staan op hun beurt ook weer geregistreerd !

Pieter Spierenburg (*1803 Breukelen-1883) is getrouwd met Johanna van Stigt (*1801-1872). Pieter werkt als steenovenbakker op de steenoven, maar zijn gedrag wordt als lui aangemerkt. Dat van hun zoon van 19 jaar zelfs als zeer lui ! In 1853 leven nog slechts twee van de zeven kinderen van Pieter en Johanna. Zoon Gerrit overlijdt op 7 oktober 1853. Op 8 december 1853 woont Johanna in bij een zoon. Dat moet bij haar enige nog in leven zijnde kind Nicolaas Pieter zijn ! Op 17 maart 1862 wordt vader Pieter door de rechtbank van Breda veroordeeld tot 14 dagen gevangenisstraf vanwege bedelarij. Hij is bestemd voor transport naar  Ommerschans. Een strafkolonie in Overijssel waar bedelaars, landlopers en 'onwilligen' gedwongen worden tewerkgesteld. Meer info hierover in het hoofdstuk over A.W. Volle bijgenaamd Roman.  Nicolaas Pieter trouwt met Johanna Bartina van Straalen en overlijdt op 82 jarige leeftijd in 1911.

Gerrit Spierenburg (1813-1883) is getrouwd met Johanna Nuijs (1801-1872). Het gezin heeft medicijnen nodig en krijgt tevens een aantal wintergiften. In 1856 wordt Gerrit wegens ziekte opgenomen in het gasthuis. Hij overlijdt tien maanden later.

Johanna Spierenburg (1818-1912), tante van Clasina, trouwde drie keer en werd ook drie keer weduwe. Ze kwam steeds in aanmerking voor bedeling. Haar eerste man was Arend Augustinus van Neijendaal. Hun oudste kind, Jacobus, overleed al 16 dagen na zijn geboorte in 1846. Binnen een jaar werd dochter Alida geboren. Arend overleed drie weken voor haar geboorte in 1847..........Johanna kreeg toelages om brood te kunnen kopen. Johannes van Berkel, haar tweede echtgenoot, was 22 jaar ouder dan Johanna. Hij was weduwnaar en had uit zijn huwelijk met Margaretha Kootkar, een zoontje : Jacob (*1845). Helaas duurde het huwelijk met Johanna nog geen drie maanden; Johannes overleed 1 januari 1848 aan cholera. De kleine Jacob was vroeg wees en overleed op 4 jarige leeftijd. Uit het huwelijk in 1849 met haar derde man, Bernardus Bongenaar, werd in 1850 dochter Johanna geboren. Bernard werd in 1885 opgenomen in het oude mannenhuis, waarna Johanna 'willekeurig' (?) het huis verliet. 

Maria Spierenburg (1816-1863) is getrouwd met Pieter van Gorkom. Zij kregen van de diaconie een toelage voor kraamzorg.

Huijbarta Spierenburg (1806-1883) is getrouwd geweest met Abraham van Gorkom. Helaas lijdt Abraham aan toevallen en overlijdt in 1850. Alberta hertrouwt met Willem Woudenberg. Zij is werkster en verkoopt turf. Van 1875 tot aan haar dood is zij afhankelijk van de bedeling.

Cornelis Spierenburg en Johanna van Beek hebben meerdere kinderen en een daarvan is Geurt, de vader van Clasina. Maar volgens de traditie van naamgeving hebben zij ook een zoon Gerrit genoemd. Deze Gerrit is dus een oom van Clasina. 

Gerrit Spierenburg (1845-1906, steenbakker van beroep) is getrouwd met Anna Cornelia de Hoog (1845 Vianen-1913 Utrecht). Ook zij staan vermeld in de bedelingsregisters. Het paar woont in Rotsoord, wijk K, nr 144. Zij krijgen in totaal tien kinderen, waarvan er zeven (!) levenloos worden geboren : in 1874, 1878, 1882, 1883, 1884, 1886 en 1890..... Drie jongetjes en vier meisjes die naamloos zijn gebleven......... In 1872 is als eerste kind Cornelis levend ter wereld gekomen; hij overlijdt na 2 maanden. In 1876 wordt ondertussen ook Sijgje geboren, zij overlijdt al na vier dagen. In 1879 wordt opnieuw een Sijgje geboren (vernoemd naar oma van moeders kant). Zij trouwt in 1903 met Herman van de Bor uit Linschoten en overlijdt in 1951. Na het overlijden van haar man Gerrit in 1906 krijgt Anna een toelage van fl 15,- per kwartaal. Ze woont dan aan de Wijde Doelen. Daar heeft ze een winkeltje dat fl 1,- per week oplevert.

De hierboven genoemde familieleden zijn rechtstreeks familie van overgrootmoeder Clasina Spierenburg. Het zijn haar ouders, grootouders, ooms en (oud)tantes !

 

Opmerkelijk :

De familie Spierenburg is een grote familie en de namen Gerrit en Johanna werden aan veel kinderen doorgegeven ! In ieder gezin werd wel een Gerrit en/of Johanna geboren !                                                         

Zo is dus Gerrit Spierenburg in 1801 gehuwd met Geertrui Beekers; maar ook een Gerrit Spierenburg in 1831 met Johanna van Luijn; een Gerrit Spierenburg in 1842 met Johanna Nuijs; een Gerrit Spierenburg in 1864 met Johanna Tjerksma; een Gerrit Spierenburg in 1870 met Anna van Hoog; een Gerrit Spierenburg met Wilhelmina Verheul in 1898; een Gerrit Spierenburg in 1922 met Helena Henkelman en in 1926 met Cornelia van der Pijl. En allemaal in de stad Utrecht ! Een heel gepuzzel !

In de bedelingsregisters komt de achternaam Spierenburg dus veelvuldig voor. Er zijn meerdere takken van de familie Spierenburg  in Utrecht te onderscheiden. Mogelijk leiden deze uiteindelijk naar dezelfde voorouders. Maar voor deze stamboom is dit niet relevant. Een aantal Spierenburgers wil ik toch niet onvermeld laten. Het geeft een prachtige inkijk in het leven van veel arme Utrechters tussen ongeveer 1700 en 1900.

Ze gaan leven !

 

Cornelis Spierenburg, gehuwd met Rijna van Zuilen, werkt op de steenoven. De bedeling stopt in 1849 wegens 'genoegzame verdiensten van hun kinderen'.

De toestand van Martijntje Ockeloen, 77 jaar en weduwe van Pieter Spierenburg, wordt beschreven als zeer gebrekkig.

Gerardus de Kruijf, man van Antonia Spierenburg, is ziekelijk en kan niet werken. Zij wonen aan het Houtens Pad nr 27.

De toelage aan Gerrit Spierenburg, weduwnaar van Johanna van Luijn, wordt gecesseerd (beëindigd) omdat zijn vier kinderen èn kleinzoon voldoende kunnen bijdragen aan zijn levensonderhoud. Hij wordt in 1883 opgenomen in het oudemannenhuis.

Hendrika Breugel, vrouw van Hendrik Spierenburg, krijgt toelages omdat Hendrik krankzinnig is en wordt opgenomen in het krankzinnigengesticht.

Gerrit Spierenburg valt in 1839 buiten de bedeling, omdat hij vertrekt naar Jutphaas. Twee jaar later woont hij in het oudemannenhuis in Utrecht.

Teunis Spierenburg èn zijn twee zussen verhuizen naar Woerden, waar de bedeling wordt voortgezet.

Dirkje van den Broek, weduwe van Antonius Spierenburg, moet in 1906 fl 12,- terugstorten  vanwege misbruik van sterke drank. Pfff......een heel bedrag ! Er wordt niet vermeld of Dirkje zelf of een van haar kinderen te diep in het glas heeft gekeken……..

Adriana de Leeuw is de vrouw van Johannes Spierenburg. Zowel Adriana als haar dochtertje van 8 jaar zijn ziekelijk. Na het overlijden van Adriana in 1861 gaat het meisje naar het Burgerweeshuis.

Arnoldus Beekers, weduwnaar van Teuntje Spierenburg, krijgt in 1819 een bijdrage van fl 3,- voor de aanschaf van een breukband.

Barend Spierenburg (*1820) en Weijntje Hovestad (*1821) hebben door ziektes geen inkomen. Zij hebben drie kinderen en wonen in bij een zoon, Haverstraat 38. Na het overlijden van Barend gaat de bedeling over op zijn vrouw.

Daniël Spierenburg is steenovenknecht en krijgt in 1797 een extra toelage van fl 4,- voor de aankoop van aardappelen.

Niesje van der Linden is al op 38 jarige leeftijd weduwe van Cornelis Spierenburg. Vanaf 1793 komt zij in aanmerking voor bedeling. Helaas wordt Niesje ook ziek en ze overlijdt in 1795. Haar drie kinderen (Christoffel van 11, Christina van 7 en Cornelis van 5 jaar oud) blijven als wees achter en worden opgenomen in het Stadskinderhuis.

Johanna van Kooten overlijdt in 1833. Waarschijnlijk is haar man Johannes Spierenburg dan al overleden. Het gezin van acht kinderen valt uit elkaar. Cornelis (*1816), Maria (*1819), Cornelia (*1821) en Dina (*1824) worden per 19 maart 1833 ingeschreven bij de Maatschappij der Weldadigheid, gemeente Norg. De vier kinderen zijn opgenomen in de bevolkingsregisters van wezen en vondelingen in Veenhuizen. De zusjes Maria en Dina overlijden er in het hospitaal als ze 12 en 14 jaar oud zijn. Cornelis wordt 19 april 1836 uit de Maatschappij ontslagen. Broer Gijsbertus (*1814) gaat in 1933 in militaire dienst.                                                                          Pieter (*1808) overlijdt in 1866 in Oegstgeest; Johannes (*1810) in 1881, Cornelis in 1891 en Cornelia in 1909. Zij overlijden alle drie in Woerden ! Hoe het Teunis (*1812)  en Gijsbertus verder in het leven is vergaan is mij niet bekend.

 

Opmerkelijk :

In de stamboom van de familie van Haastrecht zit òòk een tak Spierenburg. ! Een stevige zelfs en deze gaat terug tot 1656 !

Wat een armoe en wat een doffe ellende allemaal.    Zou er ook nog iets leuks te beleven zijn geweest in deze tijd ?

 

Bronnen :

* www.familie.van baarda.nl

* https://www.geschiedenis.nl

* https://hetutrechtsarchief.nl

* https://wiewaswie.nl

* https://alledrenten.nl

* https://www.utrechtaltijd.nl

 

 

 

Boven : ma, Joke, tante Ali en pa voor ons huis aan de Groeneweg, 1956. De schuur rechts is gebouwd door Jan de Klein (de timmerman), Wim Willemse (de metselaar) en opa Dorus de Klein (de bestrating).

Bedeling Geurt Spierenburg en Maria Pels, 1838

Gezicht op de voor-en zijgevel van het Nederlandsch Gasthuis voor Behoeftige en Minvermogende Ooglijders, Wijde Begijnstraat 1, Utrecht, tekening van A. Grolman, 1894

Een zaal in de blindeninrichting, aquarel van Anthon A.G. ridder van Rappard, 1882

Bedeling Bernard Bongenaar en Johanna Spierenburg, 1850

Bedeling Pieter Spierenburg en Johanna van Stigt, 1849

Bedeling Abraham van Gorkom en Huijberta Spierenburg, 1849

Gezicht van de Agnietenstraat op de zij-en voorgevel van het Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen, Lange Nieuwstraat A 302. Het adres is in 1890 gewijzigd in Agnietenstraat 2; het Geneeskundig Gesticht in 1929 in Willem Arntszstichting. Datering 1861

Bedeling Johanna Nuis, weduwe van Gerrit Spierenburg, 1849

De toegangspoort van het Burgerweeshuis aan de Springweg in Utrecht met het weeskinderenreliëf in de boognis, tekening van J. Lokhorst, 1854

Maak jouw eigen website met JouwWeb